Eduard

Eduard Vanautgaerden
Bunsbeek 1893 – Daussoulx 1914

onderzoek en tekst van Koen Lagae

Beminde ouders grootmoeder broeders en familie, hebt maar kloeken moed. Als wij moeten sterven dan is het toch voor God en Vaderland en wij zullen ons verdedigen tot het uiterste. (1)

De oorlog is een dag oud wanneer Eduard deze woorden schrijft. Voor ons klinken ze oubollig, uit de tijd. Bij sommigen wekken ze misschien nostalgie naar een tijd van veronderstelde onschuld op. Eduard en zijn tijdgenoten waren van koning, vaderland, God doordrongen en zouden dat de hele oorlog lang blijven. Het zijn woorden die in honderden brieven, gedichten, toespraken, frontkranten terugkeren. Meer dan hun letterlijke betekenis stonden ze in tijden van oorlog voor vader, moeder, vrouw, kinderen, het dorp, het huis. In 1917 klonk het in het frontblad “De Leeuwenaar” nog zo:

Gij verdedigt uw Vaderland, dat is, de streek waar gij ieder aangezicht herkent, ieder huis weet staan en ieder weggetje weet liggen, waar gij van kind tot man zijt opgegroeid, waar gij nevens de wieg uwer kleinen gezongen hebt of op het graf van ouderen geweend hebt, waar de haard gemoedelijker is dan overal elders en waar alles u zoo nauw aan ’t harte ligt. En wat is er schooner en edeler dan voor dit alles op de bres te staan en zich aan de verdediging van hetzelve te wijden. (2)

Zo ook denkt en schrijft Eduard. In Bunsbeek kan hij niet zijn om zijn ouders en familie te beschermen en in zijn brief van 5 augustus 1914 klinkt bezorgdheid.

Nu als gij iets bijzonders weet, gij kunt altijd schrijven doch droevig nieuws moet gij mij niet laten weten want het is al erg genoeg. (3)

Telkens weer komt toch de vraag hoe het daar is op de boerderij. Is iedereen nog gezond? Zijn de beesten niet opgeëist? Kan de oogst binnengehaald worden? In zijn laatste brief van 15 augustus verstopt Eduard zijn bezorgdheid achter jeugdige overmoed. Machteloosheid en vechtlust gaan hand in hand.

Dat de Duitschers maer uit Bunsbeek weg blijven, de menschen hebben dat niet van doen en het gaat al slecht genoeg daar zonder. Dat ze liever eens langs hier passeren. Maar ik geloof dat ze het geroken hebben want ze zouden hier nogal straffen kost krijgen, moeilijk te verteren. En hoe langer dat ze wachten hoe straffer het zal aanbranden. (4)

Leo Vanautgaerden
Leo Vanautgaerden, burgemeester Bunsbeek

Een jaar eerder zag het leven er nog zo zorgeloos uit. Op 24 juli 1913, een tweetal maanden na zijn twintigste verjaardag, werd Eduard Vanautgaerden, cultivateur van beroep en derde zoon van burgemeester Leo Vanautgaerden en Emilia Wirix als artillerist bij de troepen van Les Positions Fortifiée de Namur ingelijfd. Het fort van Cognelée ten noorden van Namen en net achter de spoorweg naar Tienen werd zijn standplaats. (5)

Echt modern was de gordel van negen Brialmontforten niet meer. Of het nu de Fransen of de Duitsers waren, de Belgische militaire planners gingen er na 1830 van uit dat bij een inval de Maasvallei het doorgangsgebied zou zijn. In Namen zouden ze vooral onze zuiderburen tegenhouden, in Luik de troepen uit het oosten. Vanaf 1887 startte koning Leopold II een moderniseringsprogramma. Vooral van de installatie van meer en zwaarder geschut werd werk gemaakt. (6) Onneembaar dacht iedereen. Bij de eerste Duitse bommen lag deze illusie aan scherven. De Belgische moraal kreeg meteen een stevige knauw.

De enige bewaarde brief van Eduard uit de vooroorlogse periode verraadt genot. Het sierlijke, vaste handschrift wekt bewondering op. Hoewel hij in gedachten bezig is met het leven op de boerderij, voelt de lezer dat hij goed in zijn vel zit. Zelfs een opname in de ziekenboeg en wat honger kunnen het geluk niet verstoren.

De Maire
De Maire te Bunsbeek, boerderij in de Walmersumstraat en woonhuis van burgemeester Leo

Beste Ouders, Grootmoeder en Broeders

Ik heb dezen morgen den brief van Philibert ontvangen hij was reeds in Suarlee geweest. Gij moet Ullen niet verschrikken, ik ben er Woensdagnoen ingekomen daar ik een weinig pijn in mijn beenen en schouders heb. Hoelang ik hier zal moeten blijven dat weet ik niet, gisteren heb ik wel wat honger geleden maar vandaag krijg ik toch wat al meer eten; ik heb een goed bed op ressort om te slapen. ’s Morgens om 6 uren moeten wij op staan om ons te wasschen en ons bed te hermaken daarna gaan wij terug ons bed in, om 7 uren drinken wij koffie om 10 uren krijgen wij eene tas bouillon om 12 uren nog een weinig eten en ’s avonds om 6 uren nog. Daarbij krijg ik nog een liter melk of drie voor den ganschen dag, wij krijgen ook nog coco en thee om te drinken.
Ik lig hier in eene schoone slaapzaal en er is eene zuster om de zieken op te passen, en eenen soldaat van het gasthuis als knecht. Ik mag niet opstaan dan om naar het gemak of pisbak te gaan. Wij liggen hier met 10 in den zaal. Meer kan ik Ullen hier noch niet van schrijven daar ik noch maar twee dagen en half hier ben. (7)
Philibert vraagt van de duiven wat daarvan is, hij moest de eieren onder den zwarten uithalen waar ik die jongen heb onder gezet. Hij moet zien of het ros nog geen jongen heeft en moet ze ringen aan doen. Wanneer die duiven in den koestal of achter op het kot liggen moeten die eieren verlegd worden. Eene koppel onder de zwarte duivin, eerst en vooral die achter op het kot want zoodra die duivin gelegd heeft moet Leo Bollen de duiver terughebben, en dan die duiven laten paren met den Veele. Die in den koestal moeten ze maar laten broeien tot dat het jong alleen eet of wel ze kunnen de eieren verleggen en haar er rotte geven om op te broeien, en die moet daarna paren met de blauwen. Dat is alles wat er seffens te doen is. Nu hoe gaat het al met peter? Vangt hij nog ratten en verzorgd hij goed de duiven want ik ben nieuwsgierig of hij schoone jongen zal hebben. Léon opgepast
Nu wensch ik Ullen allen den goedendag en ook aan peter.
Ullen onderdanige zoon
Ed Vanautgaerden
In mijn bed geschreven 5.30. 13 maart 1914.

Na de aanslag in Sarajevo op 28 juni 1914 hangt er oorlog in de lucht. Jarenlang al hebben de Duitsers, de Fransen, de Russen er zich op voorbereid. Weinigen denken dat het echt zal gebeuren. Koning Albert en zijn regering doen er alles aan om de neutraliteit te behouden. De bevolking hoopt dat de vijandige buurlanden woord zullen houden. Hier en daar worden wat extra troepen opgeroepen maar uit niets mag blijken dat de Belgen zich op gevechten aan het voorbereiden zijn. Vooral ten aanzien van de Duitsers moet het beeld van Belgische neutraliteit in stand gehouden worden.

Eduard en de verdedigers van het fort worden op 1 augustus al in positie gebracht. Pas vier dagen later, de dag van de inval, beginnen allerlei werkzaamheden.

Men hakt de boomen neder in deze omtrek van het fort en de afsluitingen der weiden. ’t Is te zeggen de ijzeren pelotten worden uitgetrokken om het fort af te sluiten, men ziet hier langs alle kanten brand en verwoesting in den omtrek der forten. Gij schrijft mij dat Vader tusschen zaterdag en zondag niet meer geslapen heeft ik geloof dat goed hier zijn wij eenen nacht moeten opstaan om de baïonnet te slijpen tusschen vrijdag en zaterdag doch gisteren avond heb ik de mijne eerste gereed gemaakt, wij hebben ieder 90 kardoezen ontvangen en hebben nog niets anders gedaan dan draad spannen en de kanonballen in gereedheid brengen…Doch wij mogen hier nog van geluk praten daar wij ’s nachts nog altijd gerust slapen de duizend jongens op de grens zullen het zoo niet vinden. Wat van den Oorlog zal komen dat zal zeker geen kinderspel zijn want er zal niets dan armoede en ellende van volgen. Zoolang wij hier in het fort levensmiddelen en schietvoorraad hebben, hebben wij niets te vrezen want de dooden die er zullen blijven indien zij het willen innemen zal verschrikkelijk zijn. Ik ouders en broeders heb nog niets eens aan den oorlog gedacht ik ben nog altijd kloek en gezond en denk van allen hetzelfde en van allen kloek en gezond weder te vinden. (8)

De vele bomen belemmeren het zicht en het schutsveld rond het fort. Jarenlang is hier niets gebeurd. In een spoedtempo worden nu gangen in de bossen gekapt en gebrand. De slaapbarakken in de gracht – omwille van de koude en het vocht sliepen de “bewoners” van het fort in vredestijd niet achter de dikke muren – worden in brand gestoken. Met hun voedselvoorraad kunnen de verdedigers, 4 officieren, 316 artilleristen en 70 infanteristen het een maand volhouden. Pas nu worden ook telefoonlijnen tot tien kilometer buiten het fort aangelegd. Alles moet snel gebeuren in ondiepe sleuven. (9)

Is dit verwaarlozing, onbekwaamheid van de legerleiding of het gevolg van een misplaatst geloof in de neutraliteit? Van een goed voorbereid leger is in België amper sprake. Voor de soldaten is het bang afwachten. Regelmatig worden Duitse soldaten in de wijde omgeving gemeld. Eduard schrijft dat zij niets te vrezen hebben maar hij weet wellicht beter.

’t Was nu 7 uren en wij moesten weer loopen. Men zegde dat de Duitschers aankwamen doch er is wederom niets van. ’t Is den eersten keer niet. (10)

Er zijn meer valse berichten dan confrontaties. De echte gevechten spelen zich af in Luik en enkele dagen later op de Getelinie, dicht bij huis.

Op 13 augustus jagen Belgische eenheden Duitse troepen nabij Eghezée op de vlucht. De overwinnaars keren triomfantelijk met hun buit – wapens, zadels, twee auto’s, een twintigtal fietsen, een telegrafiezender en een veldkeuken – naar Namen terug. Dezelfde dag bereikt het nieuws over de overwinning bij Halen, het fort. (11)

Eduard weet niet dat zijn oudere broer Pierre in Halen als brancardier bij de Carabiniers Cyclistes mee in de linies stond. (12) In de brief van 5 augustus toont hij zich in de eerste plaats om andere soldaten bekommerd. (13)

Ik weet het is droevig doch wat willen wij doen wij zijn niet alleen. Dat God over ons lot beschikke. Voorwien het nog droeviger is, het zijn de mannen die reeds 10 tot 12 jaar van den troep af zijn en vaders van families want er zijn hier verschillende met drie en meer kinderen.

Hij staat er niet bij stil dat Pierre al vijf jaar zijn legerdienst heeft beëindigd en ondertussen met zijn vrouw en kind in Kumtich woont waar hij onderwijzer is. Eduards ouders laten hem in het ongewisse over Pierre.

De echte of valse overwinningsberichten verklaren waarom Eduard in de zege gelooft. De Duitsers zullen straffe kost krijgen, laat ze maar komen. En hoe langer ze wachten hoe meer ze op hun donder zullen krijgen.

Ze hebben hier al wel in den omliggende dorpen geweest doch niet omtrent de forten. Deze namiddag heeft het kanon gebulderd in den omtrek van Dinant [Volgens] den Commandant [waren] rond 4 uren reeds 20.000 Duitschers buiten gevecht. (14)

OMD in Cognelée
Koen Lagae tijdens de open monumentendag in Cognelée met op de achtergrond de foto van Eduard en zijn overlijdensbericht

De oorlog is elf dagen oud. Eduard is zenuwachtig. De vaste schrijfhand laat het wat afweten. Waarheid, zelfbeloochening en misleiding door de legerleiding gaan hand in hand. De jongens trekken zich op aan elke sprankel goed nieuws. De vele nederlagen worden door de officieren angstvallig verzwegen. Nog op 15 augustus ontvangt Eduard een pakket van thuis en kan hij zelf een brief verzenden. Zoiets geeft een gevoel van zekerheid. Maar het is de chaos die regeert en mogelijk maakt dat koeriers en bodes de linies passeren. In het fort kan hij de krant inkijken, wellicht op zoek naar wat schaars nieuws over het thuisfront. Wanneer hij een dorpsgenoot ontmoet klampt hij die aan en kan hij niet wachten om zijn ouders hierover te schrijven en hen moed in te spreken.

Jef van de Wael is hier rond het fort helpen aan het mijnen zetten. Hij heeft mij gisteren gezegd dat hij bij Sus van kwintens geweest was, aan wien Frans Hugaerts verteld had, deze was te Bunsbeek geweest en zegde dat het Baekveld vol grachten gegraven was voor de piotten en Celine Bollen haar huis gereed was om in de lucht te vliegen. Gij zult wel weten of het waar is. (15)

Jef, Joseph Duchesne, maakt deel uit van de première compagnie du Bataillon du Génie. Hij was een inwijkeling in het dorp. Grootvader Duchesne had zijn zoon Louis vanuit het verre Farciennes naar Bunsbeek-kermis meegetroond. Als schilder van pylonen – vanuit de hoogte ziet men veel – had hij opgemerkt dat hier “schone meiskes” rondliepen. Louis ontmoet Amanda uit Kapellen. Joseph, het kermiskind, werd in 1892 in Kersbeek geboren als eerste zoon van de Waal. In het gemeentehuis valt in de naam Duchê(s)ne het accent van de ‘e’ en wordt de ‘s’ een ‘n’. Mandenmaker is zijn beroep maar als geniesoldaat is hij bouwer van bruggen. Nu moet hij ze laten springen. Met het naderen van de Duisters kan hij verder achteruit trekken. Edouard en de verdedigers van het fort moeten zich tot de laatste dag blijven verzetten.

De bulderende kanonnen in Dinant klinken voor Eduard als overwinningsklokken. De Duitse opmars gaat echter onverminderd verder. Op 14 augustus valt de stad Hoei. De 15de bereiken uitgeputte Belgische soldaten na twee dagmarsen de linie van Namen. Ze worden onmiddellijk op de trein naar de stad gezet. Hun beeld tast immers de moraal van de verdedigers aan. De gouverneur van Namen beslist om dezelfde reden dat vluchtelingen niet in de stad toegelaten mogen worden. Het zijn dramatische dagen. De verbinding met Dinant valt weg en in Luik geven de laatste forten zich gewonnen. De Duitse overmacht komt langs de Leuvensesteenweg en Hannuitsesteenweg maar ook langs de oostkant van Namen opgerukt. In de nacht van 19 op 20 augustus trekken alle Belgische troepen zich binnen de fortengordel terug. De volgende dag breken hevige gevechten uit om de verdediging van de stad te breken. De Duitsers richten zich op het fort van Marchovelette. (16) Voor Eduard en zijn makkers is het slechts uitstel.

Op 21 augustus omstreeks 10 uur begint de beschieting van het fort van Marchovelette, ongeveer vier kilometer ten oosten van Cognelée. De inslagen zijn enorm, vooral de observatieposten worden zwaar aangepakt. De Belgen kunnen amper terugslaan. Niemand weet waar de Duitse artillerie opgesteld staat. Na een half uur vallen alle telefoonverbindingen weg. In Cognelée moeten ze machteloos toekijken hoe het ene na het andere projectiel inslaat. Tegen de avond zijn er dat 2.200. (17)

In de buik van het fort van Marchovelette groeit de zenuwachtigheid. De infanteristen die geen enkel idee hebben van wat er buiten gebeurt, slaan in paniek. Wanneer omstreeks 18.30 uur een bres wordt geslagen, hijsen enkelen een witte vlag en slaan 230 soldaten op de vlucht. Later op de avond meldt een koerier in Cognelée dat het hele fort verlaten is. (18) Onjuist, maar de moraal krijgt een klap. Het nieuws dat verse Franse troepen naar Namen op weg zijn, brengt wat hoop. Maar de Frans-Belgische actie ten oosten van Cognelée in de ochtend van 22 augustus is een complete mislukking. De verliezen zijn ronduit gruwelijk. Het is een schrale troost dat het 10de en 30ste linieregiment en de 45ste Franse infanterie van de koning de naam “Namur” op hun vaandel mogen vermelden. (19)

Om 1 uur na de middag van 22 augustus begint ook de beschieting van Cognelée. Het naoorlogse verslag liegt er niet om: Des projectiles d’une puissance formidable tombaient sur l’ouvrage …

Met een wiskundige precisie beukten krachtige projectielen op het bouwwerk. De gevolgen waren verschrikkelijk: Het centrale gebouw leek zich helemaal op te heffen, de verlichting begon te flikkeren en de petroleumlampen doofden uit. De soldaten hoorden het beton afbrokkelen en de bakstenen naar beneden vallen. De observatieposten konden geen enkele aanduiding over de opstelling van de zware geschutsbatterijen geven. Twee onderofficieren melden zich vrijwillig om het fort uit te sluipen tot aan de rand van de glooiing buiten het fort. Nog voor ze over de rand konden turen, kregen ze een regen van kogels en shrapnels over zich heen. (20)

Enkele kilometer naar het zuidoosten bekijkt iemand het schouwspel bij Cognelée en Marchovelette. Ernest Claes lag met de zogenaamde ‘compagnie universitaire van het 10de infanterieregiment, samengesteld uit studenten en oud-studenten van de Leuvense universiteit, tussen de forten van Namen. Van op een hoogte bij Champion had hij perfect zicht op de forten en de Duitse aanvallen vanuit Gelbressée.

… het kanongebulder groeit langzaam, groeit als aan­gehitst door een fors wezen dat daarginder tegen de blauwe onberoerde horizont dit vuurgeweld beheerst en bestuurt. Het groeit en groeit tot een enkel machtig geheel, waarin honderden stalen stemmen hun plaats vinden en gillen als om strijd. Daar zijn er die hoog en zwaar door de lucht zoeven als een aanhollende orkaan, en op de aarde beuken als slagen van reuzenmokers, die huilen als razende geesten die bogelings zwiepen en te snel schijnen los te kraken, die gierend snorren als fel­geslingerde keien of schril fluiten als de snerpende winterwind in magere boomtakken. En het al versmelt tot een onnoemelijk geloei als van een schuimende zee­storm die ge in zijn nachtse dolheid zich hoort te brijzel bonken tegen hoge hardstaande rotsen.
De lucht rilt of te allen kant stalen koorden zijn ge­spannen waarop met een ijzer wordt geslagen. Daar is in mijn hoofd iets als de ronkende maling van een metalen ding, mijn oren tuiten en mijn voorhoofd zit als geprangd in een harde schroef. Het is al ijzer en vuur in een witgloeiende lucht, wij voelen de grond onder ons schokken bij iedere ontploffing, en over ons gezicht de luwe golvingen komen van de lucht. De mannen zitten nu roerloos stil met de rug tegen de verschansing geleund, stommelings te staren naar de rookkolommen die aan alle zijden opstijgen… (21)

De vermoedelijke plaats in het fort van Cognelée waar Eduard getroffen werd. Hier stond de schutskoepel waarin hij wellicht zat…

Omstreeks 3 uur boort een projectiel zich door de de 15 centimeter dikke borstwering van de koepel. Een steekvlam slaat door de hele koepel en ontsteekt klaarliggende projectielen. Eduard, twee officieren en vijf artilleristen zijn verschrikkelijk verbrand. Misschien werden ze nog buiten het fort gebracht naar het dorp Daussoulx. (22)

Wanneer de nacht valt, lijkt de hele noord- en oostkant van Namen in brand te staan. De leiding van het fort van Cognelée maakt van een luwte in de gevechten in de vroege ochtend van 23 augustus gebruik om de schade op te meten. Enkele geschutskoepels zijn buiten gevecht, in de betonnen muur gapen openingen van wel een halve meter, op meerdere plaatsen zijn er scheuren. In de buik van het fort zijn een aantal gebinten uit de wand gerukt en tot schroot herleid. De gewelven kunnen elk moment instorten. Alsof dit niet genoeg was, is elke verbinding met de buitenwereld nu onmogelijk. (23)

Later die ochtend beginnen de bombardementen opnieuw in alle hevigheid. De laatste observatieposities in het fort worden uitgeschakeld. De vijand is onzichtbaar en de artilleristen schieten in het ijle. Een enkele keer kunnen oprukkende Duitse infanteristen langs de Leuvensesteenweg teruggeslagen worden. Het mag allemaal niet baten. Vanaf 10.30 uur worden een na een de overblijvende geschutkoepels uitgeschakeld. Vier obussen vallen op het centrale gebouw, steekvlammen schieten de centrale galerij binnen en ontsteken klaarliggende projectielen. Alle electriciteit valt nu uit en het fort vult zich met rook. Tientallen jongens zijn verwond of zwaar verbrand. Commandant Cambier laat in zijn verslag weinig aan de verbeelding over: c’est vraiment dantesque…

Wat hier gebeurt is dantesk. Ik moet even op adem komen en word dan langs de centrale trap geleid; ik stap in het bloed, ik zie mannen met smeulende kleren. Ik strijk met mijn been tegen een dode infanterist. Hij ligt op een trede en houdt zijn geweer naast hem.
Aan de voet van de trap ligt een lichaam dat letterlijk in twee is gespleten. De deuren van de magazijnkamers zijn weggebrand, elektriciteitskabels slingeren los. In de centrale gang wachten de overlevenden angstig op mij. We organiseren hulp.
Voorafgegaan door een drager met een stormlamp klim ik terug naar de centrale galerij. We doen wat we kunnen voor de geblesseerden. De pompen zijn stuk en we kunnen de dekens waarmee we hen bedekken niet nat maken.
We zijn op de laatste trede wanneer opnieuw een salvo inslaat. Het gekreun en geschreeuw van daarnet verstomd. Het is de stilte van de dood… (24)

Cambier komt in gewetensnood. Hij weet dat het fort onhoudbaar is maar hij heeft de opdracht gekregen om het fort in geen geval op te geven. Een poging om een bestand te krijgen om luitenant-generaal Michel van de dramatische toestand op de hoogte brengen, mislukt. Tegen de middag wordt een witte vlag boven het fort gehesen. Omstreeks 12.30 uur komen Duitse infanteristen, voorafgegaan door vrouwen, bejaarden en kinderen tot bij het fort gestapt. Om 12.50 uur wappert de Duitse vlag boven het fort. Twee officieren, 12 onderofficieren, 133 artilleristen en 28 infanteristen worden gevangen genomen. (25)

Dezelfde dag wordt Marchovelette ingenomen. Ook de andere forten rond Namen vallen. Overal zijn de Belgische troepen op de terugtocht. Tegen de middag wordt het stadscentrum van Namen gebombardeerd. De eerste Duitse troepen trekken de stad binnen. In de vooravond staat de markt vol mensen, Belgische burgers en Duitse soldaten, wanneer door een misverstand een vreselijke beschieting begint. Een kwartier later liggen meer dan dertig inwoners en verschillende Duitse soldaten dood op de grond.

23 augustus is een van de zwartste dagen uit de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Op geen enkele dag vielen meer burgerslachtoffers door Duits geweld. In Dinant werden 312 mensen neergekogeld. Ook op andere plaatsen in de provincie Namen worden jonge mannen, vrouwen en zelfs kinderen gedood. Twee dagen later sterven 248 burgers in Leuven. (26)

Eduard Vanautgaerden sterft die drieëntwintigste aan zijn verwondingen. Hij wordt alleen herkend aan zijn horloge. Wellicht heeft hij nooit geweten wat er zich op 18 en 19 augustus in en rond Bunsbeek afgespeeld heeft. Zijn dorpsgenoot Jef van de Wael vlucht met het terugtrekkende Belgische leger de Franse grens over en komt zo aan het Yzerfront. Pas in 1921 is hij terug in Bunsbeek. Zolang zij leefden is hij bij de ouders van Eduard jaarlijks op 11 november op bezoek geweest. Ernest Claes raakt in de gevechten ten oosten van Namen verwond. Na zijn herstel wordt hij als krijgsgevangene naar Duitsland weggevoerd.

Bijna een half jaar na de dood van Eduard, bereikt het nieuws zijn ouders in Bunsbeek. Ook Pierre hoort ervan maar twijfelt nog. Hij werkt als verpleger achter het front in het hospitaal van Calais. Hij probeert zijn ouders moed in te spreken.

Zou het waar zijn dat gij slecht nieuws van Eduard ontvangen hebt. Gij moet er evenwel nog niet te veel geloof aan hechten. Hoeveel zijn er inderdaad niet welke men dood waande, van wiens dood men zelfs officieele tijding ontvangen had en welke later levend terug gevonden werden. Alle hoop is dus nog niet verloren. Mocht God ons mijne broeder terug schenken ik zou er Hem altijd dankbaar zijn. Intusschen laat ons betrouwen bidden en naar de toekomst met hoop inzien. (27)

Pierre weet niet dat begin maart 1915 in de parochiekerk van Bunsbeek afscheid van zijn broer is genomen.

Pas in mei dringt het ook tot Pierre door dat Eduard er niet meer is. Woede en gelatenheid, vechtlust en troost verstrengelen zich in een brief aan zijn ouders. De Duitsers zijn barbaren, wreedaards, de moordenaars van zijn broer. Zij moeten door de beschaafde wereld gestraft worden. Maar het is toch in de eerste plaats naar zijn moeder dat zijn gedachten gaan.

Maar gij o! lieve Moeder, Wat zal ik zeggen om U te troosten. Geen mensch is in staat te begrijpen wat uw moederhart moet lijden. Ik ween wanneer ik denk aan de smarten, welke U dat pijnlijk nieuws moeten veroorzaakt hebben. God heeft ons waarlijk beproefd, lieve moeder.
Bij Hem alleen ook is er ware troost te vinden. Laat ons dus bij Hem troost zoeken. Voorzeker heeft onzen broeder Eduard, die steeds zoo godvruchtig was, slechts dit stoffelijk verblijf, zo vol leed en lijden verwisselt met een overgelukkig leven. God heeft onze broeder tot zich geroepen. Laten wij ons aan zijnen heiligen wil onderwerpen. (28)

In de woorden van Pierre onthult deze oorlog, net zoals enig welke andere oorlog, zijn eigen onweerstaanbare drijfkracht. In 1914 trokken de jongens ten strijde voor hoge maar weinig tastbare idealen: Vaderland, God, koning. Het bericht over de broer die sneuvelt, de kogel die de vriend in de loopgracht doorboort, de eigen verwondingen, het vuil en de ellende, het nieuws over het bezette dorp, het gemis van familie, de onzekerheid maken de strijd dag na dag meer persoonlijk. De vijand die aan dit alles schuld heeft moet verslagen worden in een rechtvaardige oorlog.

De strijd kan wel is waar nog lang duren maar winnen dat zullen de moordenaars nooit. Hunne overwinning dat ware het einde der vrijheid in de wereld, dat ware de verknechting der gansche menschheid. De vrijheid zou dan plaats maken voor de slavernij! Dat kan niet! Dat zal niet gebeuren!

De strijders voor recht en vrede waarvoor zij reeds zoo zware offers brachten, zullen het niet opgeven voordat het duitsch militarisme overwonnen zij. Iedereen van ons drage daartoe bij in de maat van het mogelijke. (29)

Het zijn de woorden van Pierre. Maar ze zijn evengoed van een Franse poilu of van Tommy of Fritz, zoals de Britse en Duitse soldaten genoemd werden. Aan beide zijden creëren groeiende verliezen een spiraal van geweld: broederwraak voor broederwraak. Een oorlog, eens begonnen, leg je niet zomaar stil.

Twee jaar na de oorlog ontvangt Eduard Vanautgaerden postuum de Médaille de la Victoire et Médaille de la Campagne de 1914-1918. Het jaar daarop wordt hem ook de medaille van Chevalier de l’Ordre de Léopold II avec palme et croix de guerre toegekend. (30)

Bronnen:

  • Claes, Ernest, Namen 1914, Hasselt, 1962.
  • Dossier Eduard Vanautgaerden, HRG/A-n, Nr. 3447945.
  • Dossier Joseph Duchenne, HRG/A-n, Nr. 399297
  • Dossier Pierre Vanautgaerden, HRG/A-n, Nr. 248128.
  • Horne, John en Kramer, Alan, German atrocities 1914. A History of Denial, London, 2001.
  • Index des forts belges, “Cognelée”
  • Ministère de la Défense Nationale. Etat-Major Général de l’Armée. Section de l’Historique. Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914.
  • Lt.-Col. Tasnier en Major d’Artillerie Van Overstraeten, La Belgique et la Guerre, III, Les opérations militaires. Brussel, 1923.
  • Vanautgaerden, Eduard, brieven (privé-bezit)
  • Vanautgaerden, Pierre, brieven (privé-bezit)
  • Vandeweyer, Luc, Een kleine stad in een Groote Oorlog. De Eerste Wereldoorlog en het activisme te Tienen en omgeving, Tienen, 2003.
  • Vrints, Antoon, “Offers in Balans. Hoop en wanhoop van de Belgische soldaten (1914-1918)”, in Bijdragen tot de Eigentijdse Gechiedenis, SOMA-CEGES, nr.17, 2006, p.237-251.

Met veel dank aan An Vanautgaerden, Suzanna Leva, Phil en Angèle Prossé, Maria Duchenne en Karel Vandereycken.

(1) E. Vanautgaerden, 5 augustus 1914.
(2) Vrints, p.238.
(3) E. Vanautgaerden, 5 augustus 1914.
(4) E. Vanautgaerden, 15 augustus 1914.
(5) HRG/A-n, Nr. 3447945
(6) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.5-12.
(7) Eduard Vanautgaerden, 13 maart 1914.
(8) Eduard Vanautgaerden, 5 augustus 1914.
(9) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.16-21.
(10) Eduard Vanautgaerden, 11 augustus 1914.
(11) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.122.
(12) HRG/A-n, Nr. 248128.
(13) Eduard Vanautgaerden, 5 augustus 1914.
(14) Eduard Vanautgaerden, 15 augustus 1914.
(15) idem
(16) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.136, 146, 161, 170, 185, 200.
(17) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.179 e.v.
(18) idem, p.299.
(19) idem, p.379.
(20) idem, p.405 (eigen vertaling)
(21) Claes, p. 31.
(22) Défense de la Position Fortifiée de Namur en Août 1914, p.405.
(23) idem, p.419-420
(24) idem, p.466-467.
(25) Idem, p.468.
(26) Horne, p.38-42 en 42-53.
(27) Pierre Vanautgaerden, 12 april 1915.
(28) Pierre Vanautgaerden, 22 mei 1915.
(29) Idem, 16 augustus 1915.
(30) HRG/A-n, Nr. 3447945